Op de voorpagina van de Volkskrant van afgelopen maandag staat heel groot 'goedheilig man'... met een spatie. Het leek me veel logischer om 'goedheiligman' als één woord te schrijven. Wat is de juiste schrijfwijze? Gelukkig kon ik nog diezelfde dag het antwoord lezen in Taalpost nummer 465: Sint-Nicolaas is weer gesignaleerd in onze landstreken: afgelopen zaterdag heeft hij zich her en der al laten zien en komend weekeinde heeft hij het erg druk met allerlei aankomsten. Maar noemen we hem nu 'goedheiligman' of 'goedheilig man'? En wat zeggen we daar eigenlijk mee? 'Goedheilig' betekent volgens de nieuwe Van Dale 'vriendelijk en vroom'; een combinatie van goed en heilig dus. 'Goedheilig' is van oorsprong gewoon een bijvoeglijk naamwoord: men vond de sint goedheilig en noemde hem een goedheilige man. In deze vaste combinatie is de buigings-e al snel verdwenen: 'de goedheilig man'. Nu is het begrip inmiddels zo vast geworden dat de klemtoon zelfs op 'goedheilig' is komen te liggen. Daarmee is de schrijfwijze 'goedheilig man', die nog steeds in de meeste woordenboeken staat, eigenlijk niet adequaat meer. Het woordenboek van Verschueren schreef in 1996 dan ook al 'goedheiligman' en ook de Spellingwijzer Onze Taal (2004; een herziene versie moet in de loop van 2006 verschijnen) schrijft dit woord aaneen.