Voorzetsels en het bijwoord er, daar, hier of waar worden aaneengeschreven (bijvoorbeeld: 'ervan', 'daarnaast', 'hiermee', 'waarop'), behalve wanneer het voorzetsel onderdeel is van een werkwoord. In dit geval gaat het om het werkwoord 'afblijven' (namelijk 'van de auto afblijven'), en het voorzetsel 'af' hoort hier bij het werkwoord 'blijven'. Bij een andere constructie van de zin zou 'van' wel aan 'daar' geplakt moeten worden, maar niet aan 'af' want dat hoort bij 'blijven'. De zin had dus moeten zijn: "Blijf daar maar eens van af". Of kortweg: "Blijf daarvan af".